Jaarboek 2009

Antaiji


Wouter (Maastricht)


Stilte
Ver vormt zich geluid
Maanzachte klanken
Eerst sereen
Zwellen aan
Cicadenkoor
In mijn oor
Daverende
Stilte

Het is stil hier. Niet stil zonder geluid. Wielewaalgeluiden en Japanse Raven die laag brabbelen. Tussendoor met vlagen het getsjirp van cicaden. Geen enkel menslijk geluid. Geen auto’s, geen vliegtuigen, geen stemmen. Niets. Zo nu en dan hoor ik iemand over de lange gang lopen. Zachtjes, op blote voeten. Een wolkendek hangt laag, de toppen van de bergen in nevel hullend. Flarden mist. Af en toe een zonnetje op de tempel en de rijstveldjes met de Japanse vogelverschrikkers.

Gisteren ben ik hier aangekomen. Lang in de trein gezeten. Heerlijk. Reizen per trein kan me nooit lang genoeg duren. Je hoeft niets en het landschap trekt aan je voorbij. Steile groene heuvels met cipressen en bamboebosjes. Op de vlakke delen wordt natte rijst verbouwd.

Na de trein met een busje verder de bergen in. Ik word afgezet bij een snelstromend riviertje. Er staat een houten bordje met Antaiji erop. Ik wandel langs de rivier omhoog. Na een uur, eerst langs rijstveldjes en dan door bos, kom ik warm en bezweet aan bij een lange steile stenen trap. Bovenaan de trap voert een pad tussen twee kleine zentuinen door naar de hoofdingang van de tempel. Het is een mooi donker houten gebouw met de typisch Japanse gebogen daklijnen. Rechts daarvan is het kloostergebouw, met slaapkamers, wasruimtes, eetruimte, keuken en nog een apart gebouwtje met de bibliotheek. Aan het einde van het hoofdgebouw woont de abt (docho-san) Muho Noelke, met zijn gezin. Dat is het. Geen huizen en geen dorpjes in de verre omtrek.

Het is vakantietijd en er zijn nu weinig mensen. Een vriendelijke Japanse monnik leidt me rond. In Japans en wat Engels legt hij me de belangrijkste regels en gebruiken uit. Op welke plekken dien ik te buigen, b.v. in het washok. Rituelen rond de zendo, die ze hier hondo noemen. Ik kies een zitkussen en een mat en krijg een plek toegewezen. Ook hier uitleg wanneer ik dien te buigen en voor wie en hoe ik door de ruimte kan lopen.

Dan de rituelen bij het ontbijt. Hoe leg je je chopsticks neer. Hoe houd je je rijstkom vast als je om rijst vraagt en hoe neem je de kom weer in ontvangst. In de loop van de week kom ik erachter dat ik maar een paar regels te horen kreeg. De rest moet je zelf maar oppikken.

Over het algemeen is veel herkenbaar, maar alles is net een beetje anders dan bij Ad. Er zijn ook veel meer regels. Veel zaken gaan strikt volgens Dogens richtlijnen; andere onderdelen zijn vrij en meer relaxed.

Later op de dag gaan we eten. Dat gebeurt in stilte, zoals hier vrijwel alles in stilte plaatsvindt. Wel reciteren we een tekst voor en na het eten. De tendo (kok) heeft lekker gekookt. Het smaakt me goed. De monniken zijn om beurten tendo. Er wordt gekookt op een met hout gestookt fornuis. We eten de producten van het land rondom de tempel.

Om een uur of tien lig ik op mijn matje op de vloer van mijn kamer. Ik slaap licht en droom van vroeg te worden gewekt. Toch voel ik me uitgerust als ik om kwart voor vier gewekt word door bonken en een rinkelende bel. Het is de jikido, de verantwoordelijke voor de hondo, die met een bel in de hand hard door alle gangen van het klooster rent om ons te wekken. Daarna hoor ik een doffe klap. Het geluid komt van de hahn. Dat is een soort houten klankbord dat hangt bij de ingang van de tempel.

Het is pikdonker. Ik heb een paar minuten om me aan te kleden en mijn hoofd te af te spoelen. Ook doe ik snel een paar rek en strek oefeningen. Daar hoor ik al de tweede tik op de hahn. Nu moet ik opschieten, maar weet niet of ik al naar binnen mag gaan. Gelukkig zie ik de schim van Yayoko, de enige vrouwelijk gast, voor me uit gaan.

Ik volg haar naar de hondo. Ik loop in shashu naar de zij-ingang. Daar staat de jikido in buiging. Ik buig ook. Dan naar binnen en weer buigen, nu in gassho. Ergens moet een lampje aan zijn, want in de tempel heerst zacht licht. Het ruikt naar wierook. Langs de achterwand loop ik tot ik ter hoogte ben van mijn zitplek en dan recht naar mijn kussen (nooit schuin door de tempel lopen). Ik ga zitten met het gezicht naar de muur. Kort daarna hoor ik voor de derde keer de hahn. Dat is het teken dat iedereen aanwezig is.

Ik kijk stiekem even naar links. Vijf schaduwen op een rij voor in de tempel met het gezicht gericht naar de wand. Bevroren stilte. Driemaal klinkt een bel: precies 4 uur, aanvang zazen.

Ik zit met mijn ogen open, de ogen gericht op de onderkant van de wand, ruim een meter voor me. Het is doodstil. Af en toe hoor ik het “krok” van een kikker. Van links naar rechts waart een zuchtje wind langs de rijstpapieren venstertjes, die zachtjes klapperen. Hier zit ik dan. Ik heb me hier lang op verheugd en nu zit ik er. In Japan, in de bergen, in een klooster. In de stilte. Louter Wouter.

Ik denk: “Wat is het dat hier zit?”

Ik zie de plint voor me. Dan zet ik mijn blik op perifeer en concentreer me op mijn ademhaling.

Wel word ik nogal eens afgeleid. De eerste vogel. Kort daarna, heel langzaam, wordt het licht. Ik hoor de krekels en verschillende vogels in koorzang. Tenslotte zetten de cicaden in en zitten we in een oorverdovende herrie. Hoge schrille tonen. Dan al hoor ik de bel tweemaal ten teken van het einde van het eerste uur. Ik dacht dat ik pas een half uur zat.

Kinhin. Ik zie nu voor het eerst Docho-san Muho die voor me uit “loopt”. De kinhin duurt precies 10 minuten. We gaan weer zitten voor het tweede uur. Om precies 6 uur luidt weer twee keer de bel. Opstaan, kussen opschudden en snel lopen naar de eetruimte. Daar staat het ontbijt op een lage tafel klaar. Het ontbijt bestaat uit rijst, bouillon, wat groente en vaak nog een hapje.

Strakke rituelen. Na een gassho gaan we in seiza zitten (arme knietjes van me). Ik moet mijn rijstkommetje laten vullen door Docho-san. Opstaan achterlangs. Weer op de knieën. Kommetje zus aangeven en zo ontvangen. De leerlingen en Muho hebben een speciale oryoki set, die onder meer bestaat uit kommetjes en chopsticks. Die worden achteraf aandachtig en volgens vaste handelingen gereinigd en in een doek ingepakt. Na het slaan van een klepper en het luiden van de inkin wordt er afgewassen.

Daarna poetsen. Rennend met de dweil voor me uit over de lange gangen. Leuk, echt volgens de boekjes, maar wel hijgen geblazen. Ook poets ik de hal naar de hondo. Bij de ingang loop ik al poetsend met m’n hoofd tegen de grote bronzen bel. Deze is zo zwaar dat ondanks de harde klap het vooral mijn hoofd is dat galmt. Om precies 8.30 uur werkoverleg. Muho leidt de bijeenkomst. Dan gaan we aan de slag. Ik maak een composthoop en help bij het oogsten van bonen. Een lange dag buiten. ’s Avonds lees ik nog wat in Dogens’ Shobogenzo, maar val al snel in slaap.

Drie dagen later wordt een sesshin gehouden. Tien uur zitten van vier tot negen en van tien tot drie. Op elk heel uur een kwartier kinhin. Een hele zit. Vooral ’s middags was het pijn lijden. Met ogen open zazen is wennen. Ik ben wel al eerder begonnen met oefenen. Ik wil zoveel mogelijk alles doen volgens de regels hier. Maar tijdens urenlang zitten werden de open ogen een ervaring op zich. Er treden allerlei illusies op. Het witte paneel tegenover me wordt zwart. De hele tempelwand kiepert om. Donker hout lijkt helder als een spiegel waarin ik mezelf zie. De matjes lijken te zweven en allerlei figuren verschijnen in de panelen voor me.

Omdat mijn ogen open zijn zie ik min of meer wat er naast me gebeurt. Links van me een monnik die vrijwel steeds knikkebolt, tien uur lang... Hij is er zo consequent in dat ik af en toe bijna ik de lach schiet. Rechts van me Muho: kaarsrecht volledig stil. Daar gaat veel van uit en geeft houvast.

Al zittend vraag ik me af wanneer ik er nou eens echt serieus werk van ga maken, van dat zitten. Ik laat me nog veel te veel aeiden. De krekels en cicaden, de brabbelende roeken verderop in een boom en de regen die dan weer zachtjes ruist, en dan weer klettert op het dak van de tempel.

Alles trekt aandacht. Dat wil zeggen: gééf ik aandacht. Vul ik in met voorstellingen. Ik laat het niet voor wat het is.

Maar ook: geleidelijk aan ontstaat er tijdloosheid. Ik ben de tel kwijt; is dit nu het 7e of het 8e uur? Af en toe verschuift er iets in me. Ik voel me opgenomen in het geheel. Ik word gedragen. Dan realiseer ik het me, voel me dankbaar, met als gevolg dat het meteen weg is en weer zit ik hier in de tempel en zingen de vogels buiten.

Na de sesshin is er een officiële theebijeenkomst. De thee wordt op speciale manier geserveerd door de tendo. Als de thee op is krijgt iedereen om de beurt het woord. Je maakt een gassho en spreekt. Er kan een gesprek op volgen. Als je klaar bent maak je weer een gassho, waarna de volgende het woord kan nemen. Prettig vind ik, want er heerst echt aandacht. En als het een tijdje stil is neemt niemand het gesprek over. Je kan dus rustig overdenken voor je nog iets zegt.

Muho spreekt vrij lang over het eten van witte rijst en bruine rijst. Hij vindt dat de laatste tijd te vaak witte rijst gegeten wordt. Hij onderstreept het belang van eten van bruine rijst en legt uit waarom (kauwen, tragere vertering). Er zit energie in van iedereen die mee heeft helpen planten, onkruid wieden, oogsten, verwerken en sorteren.

Later op de avond bij de koffie praten we met een paar mensen nog wat na. Over zazen en over hoe moeilijk het is om zo’n klooster draaiende te houden. Van de 125 miljoen Japanners zit er momenteel 1 hier als monnik in de leer. Er is geen gebrek aan mensen die kort of voor enkele weken blijven. Enkelen blijven een jaar. Maar echt voor een paar jaar is eigenlijk niemand te vinden en dat is wat zo’n klooster/landbouwbedrijf nodig heeft. Ik zelf ben hier een week en vind 10 uur zazen al lang... Ik bewonder Muho die doorzet: abt is, onkruid wiedt, zentuinen aanlegt, bedelt met nap, en iedere serieus geïnteresseerde welkom heet. Hij doet wat er moet gebeuren. Concessieloos.

Een paar dagen later reis ik per trein naar Tokyo. De volgende dag vlieg ik naar Nederland. Twee dagen later zit ik te werken achter mijn bureau. Ik voel me goed en vind het prettig het werk weer op te pakken. Ik zit achter het scherm van mijn computer.

Ik denk: “Wat is het dat hier zit?”

Mensen vragen wat ik er aan heb gehad. Tja, ik niet weten. Het is net als met zazen. Je leert jezelf kennen, maar weet steeds minder wie je bent. Ik vind dat ik er veel aan gehad heb en denk er veel aan terug. Bijvoorbeeld aan het bijna naadloos overgaan van zazen en de handelingen in en rond het klooster.

Tegelijkertijd dringt het tot me door dat het niet uitmaakt waar je zit...

Stilte
Benadrukt door krekels
Een deken van geluid
Nevel bedekt
Uit niets
Komt niets
Enkel
Stilte


Switch to Japanese Switch to French Switch to English Switch to German