Jaarboek 2009

Antaiji


Esther (Ben Bammer)


Het is nog niet eens zo lang geleden dat ik mijn laatste minnaar achter me liet. Genadeloos boog hij zijn hoofd en genadeloos boog ik me voorover.

   Het is nog niet eens zo lang geleden dat ik de illusie doorleefde en versmaadde alsof het de bloedsappen waren van mijn eigen leven. Ondertussen dacht ik alles wel te weten.

   Het bloed onderscheiden te kunnen en de ogen te volgen. Niemand die spoorloos achter me liep, geen verleidelijke ademteug in mijn nek. Geen ver vergaan verlangen, nog niet eens een druppel hoop.

   Ooit werd ik ter dood veroordeeld, ik kan me dat nog goed herinneren, het is nog niet eens zo lang geleden. Het was een zwoele, zomerse namiddag dat ik richting schavot liep, mijn armen vastgebonden achter mijn rug en ik uiteindelijk – uitzichtloos - mijn hoofd voorover boog. Een korte en snelle dood zou het worden, met een (hopelijk) scherpe bijl.

   De beul vroeg of ik nog een laatste wens had.

   „Ja“, antwoordde ik: „Dat het er drie mogen zijn“.

   Eerst scheen hij verbaasd, maar hoe kan men iemand zijn laatste wens weigeren? Dus vervolgde ik: „Mijn eerste wens is dat ik je kussen mag, de andere twee laat ik aan jou over.“

    Wederom speurde ik zijn twijfel, wederom was de onrust in zijn ogen zichtbaar.

   Wat moest hij doen? Heel het dorp was uitgelopen, alleen maar om mijn kop te zien rollen en nu, hier zou hij, de beul zich door mij moeten laten kussen voordat hij mijn hoofd afhakte?

   Uiteindelijk gaf hij de twijfel het voordeel en zo deed ook ik.

   Zo adem ik nog altijd en probeer nog altijd de illusie van het leven en het schavot te doorgronden.

   En de beul?

   Een oude boeddha zei eens dat de derde wens altijd daar is om de eerste twee te elimineren. Maar wat elimineert men daar?

   De maan of de waarheid?


Switch to Japanese Switch to French Switch to English Switch to German