Antaiji

Tempel van vrede

Laat los en zie: Het vult je handen!

ZAZEN
of de weg naar geluk
Door abt Muho

Het complete boek is uitgegeven door Rowohlt en verkrijgbaar in de reguliere boekhandel of bij Amazon.



Inhoud


Voorwoord
1. Mijn weg naar Antaiji
2. Wat is geluk?
3. Mijn eerste jaren als zen novice
4. Waarom ben ik ontevreden?
5. De weg uit de impasse
6. Voorbij tevredenheid en ontevredenheid
7. Terug naar Antaiji
8. Hoe te leven?
9. Leven in het park
10. Is liefde echt alles, wat je nodig hebt?
11. Mijn jeugd
12. Geluk in de familie?
13. Mijn huidige leven als abt en vader
14. Hoe te werken?
15. Het leven in Antaiji
16. Zazen – een weg naar geluk?
Nawoord


Voorwoord


De vraag naar geluk is zo oud als de mensheid zelf. Grote denkers hebben er veel tijd en energie in gestoken, zonder ooit het antwoord erop gevonden te hebben. Of anders gezegd: Er zijn reeds duizenden antwoorden gegeven, echter ze spreken elkaar tegen en zijn niet werkelijk bevredigend, daar geen enkel antwoord treffend kan zijn voor jouw leven zoals je het hier en nu leeft. Wij mensen in de 21ste eeuw stellen ons nog altijd de vraag hoe we het geluk in ons leven kunnen vinden en vooral in Duitsland waar materiële welstand hand in hand gaat met een pessimistische wereldblik en spirituele armoede, speelt deze vraag meer dan ooit. Met dit boek wil ik je niet het definitieve antwoord op de vraag naar jouw geluk geven. Veeleer wil ik je uitnodigen om de vraag nogmaals te stellen samen met mij en zelf het antwoord te vinden. Want niemand anders dan jij zelf kan het antwoord geven. Ik kan slechts proberen je de weg te wijzen in een richting waarin eventueel jouw geluk in het leven verborgen zou kunnen liggen. De hoofdstukken in dit boek waarin ik mijn eigen weg van jonge gelukszoeker tot Zenmeester beschrijf, zullen afgewisseld worden met algemene beschouwingen naar de grond van onze zoektocht naar het geluk in het leven. Uiteindelijk zal ik proberen je duidelijk te maken dat jouw geluk zich niet verbergt, maar dat je het al lang in je handen hebt, zonder dat je je ervan bewust bent.

Toen mijn moeder stierf was ik zeven jaar oud en ik bracht veel tijd door alleen met mijn gedachten. Al snel vroeg ik me af: “Waarom leven we eigenlijk? Als we toch moeten sterven, waarom dan je best doen op school, vanwaar alle hectiek op het werk, waarom een gezin beginnen en onderhouden – is dat niet alles om het even zodra we in het graf liggen?“ Noch mijn vader, noch mijn leraren op school konden een antwoord geven. Met opgehaalde schouders werd er tegen me gezegd: „ Dat zul je pas begrijpen als je groot bent, jij kleine filosoof “

Echter toen al had ik het vermoeden, dat zelfs de „ grote mensen “ volkomen in het duister tasten. Ik dacht dat als het leven überhaupt een zin zou moeten hebben, dan dit alleen maar daaruit kon bestaan zoveel mogelijk lol te trappen. Tegelijkertijd echter had ik het gevoel dat het genot van een moment onherroepelijk gevolgd werd door verveling en tegenzin, die de korte beleving van tevredenheid direct teniet deed. Elke nieuwe dag was er een van troosteloze oneindigheid. Een alternatief had ik in mijn puberteit altijd, namelijk zelfmoord. Echter daarvoor ontbrak me de moed. Ook al had het leven voor mij geen enkele zin en was de dood weliswaar een verleidelijke uitweg, veel haast echter had ik er uiteindelijk toch niet mee.

Toen ik zestien was zat ik op een internaat. Een van de pedagogen aldaar leidde een meditatiegroep in de stijl van zen. Ook mij werd gevraagd daaraan deel te nemen. Het was in de tijd, dat een Bagwan in India net verkondigde dat hij elke dag in een andere Rolls Royce wilde rijden. Meditatie uit het verre oosten had dus niet een al te beste reputatie en ook ik twijfelde niet en wees het aanbod af. Twee weken later kwam hij opnieuw naar me toe en vroeg: „ Zou je het niet toch eens willen proberen?“ .“ Nee dankjewel, geen interesse“, luidde mijn antwoord. Waarop hij zei: „Als je het niet één keer geprobeerd hebt, hoe kun je dan weten of het jou wel of niet interesseert?“ Daar kon ik niets tegenin brengen en dus liet ik me ompraten om er op zijn minst één keer aan deel te nemen. De daaropvolgende drie jaren was ik er elke dag te vinden, uiteindelijk werd ik de groepsleider en het mij werd al snel duidelijk dat als ik een weg voor de rest van mijn leven wilde bewandelen, deze de weg van Zen zou zijn.

Wat had mijn twijfel weggenomen? Allereerst was het het vanzelfsprekende besef, dat ik een lichaam bezat. Tot dan had ik uitsluitend in mijn hoofd geleefd. Als mij indertijd iemand gevraagd zou hebben wie ik was, had ik geantwoord: “Mijn brein, wat anders?“ Maar op het kussen voelde ik voor het eerst mijn adem, het kloppen van mijn hart en de houding van mijn ruggengraat. Zowel thuis als op school werd mij altijd gezegd dat ik een slechte houding had. Door de meditatie kwam ik erachter dat mijn lichaamshouding zowel mij als de wereld om me heen veranderde. Dat wat in mijn hoofd speelt, is onherroepelijk verbonden met hoe ik met mijn lichaam omga. Na een tijdje begon ik boeken over Zen te lezen. Hier kwam ik weer de vragen tegen, die tot nu toe niemand voor mij kon beantwoorden: Wat is de zin van het leven? Wie ben ik?

Vervolgens ben ik Japans gaan studeren aan de universiteit van Berlijn en daarnaast natuurkunde en filosofie. En tijdens een eenjarig verblijf aan de universiteit van Kyoto kwam ik in aanraking met Antaiji, een zenklooster in de bergen van Japan. Ik dacht eindelijk de plek in mijn leven gevonden te hebben en na beëindiging van mijn studie verzocht ik de abt om mij als leerling aan te nemen en tot boeddhistische monnik te ordineren. Het leven als zenmonnik echter was niet zo eenvoudig als dat ik me dat had voorgesteld. Ik was niet voorbereid op een leven waarin men in zijn eigen levensbehoeften voorziet door op het land te werken, te verbouwen, hout hakken, bomen vellen, nog nooit eerder in mijn leven had ik lichamelijk zwaar werk verricht, het zwaarste dat ik ooit getild had was een dikke pil over filosofie. Daarnaast was er nog de keukendienst: Mijn ervaring met koken bestond uit spiegel- en roereieren en ineens stond ik alleen voor het fornuis en moest voor de gehele monnikengemeenschap het eten bereiden. Het was niet de eerste keer dat ik mijn koffer al had ingepakt en uitsluitend bleef omdat het al laat was en de laatste bus aan de voet van de berg allang achter de horizonten verdwenen was. De volgende ochtend zei ik dan tegen mezelf: Ik probeer het op z’n minst tot vanmiddag. En dan na het middageten: Ik blijf tot aan het invallen van de avond. En ‘s avonds was het dan weer te laat om te gaan, en zo had ik weer een dag in het zenklooster overleefd.

De eerste jaren waren allesbehalve aangenaam. Ik had niet alleen moeite met het zware lichamelijke werk, maar ook met de strenge hiërarchie in het kloosterleven. Op een gegeven moment echter veranderde mijn zienswijze. Ik begon in te zien dat de antwoorden op mijn vragen niet ergens in de toekomst op me wachtten, echter dat de vragen meer aan mezelf gericht waren en dat het aan mij was om het antwoord te geven. Als ik dit niet doe, wie dan wel? Als niet vandaag, wanneer dan wel? Als niet hier, op deze plek, waar dan wel? Vanuit dit oogpunt werd alles eenvoudiger. Ik had geleerd dat de weg direct onder mijn voeten begon en dat iedere dag opnieuw, ieder ogenblik en iedere ademteug een nieuwe stap vooruit op deze weg zijn. Tegelijkertijd echter moest ik leren dat, wilde ik deze weg bewandelen, ik mezelf volledig moest opgeven.

Tien jaar na mijn eerste ontmoeting met mijn meester in Antaiji kreeg ik formeel de leer overgedragen, dat wil zeggen ik werd geïnitieerd als Zenmeester die zelf zijn eigen leerlingen mag aannemen. De laatste woorden die hij mee meegaf waren: „ Ga vanaf nu je eigen weg. Maak je niet druk over het klooster. Mocht ik echter doodgaan, dan kom terug“. Ik denk dat mijn meester deze woorden sprak tot al zijn leerlingen. Hij had nog geen opvolger uitgezocht, maar hij wenste dat zijn leerlingen Antaiji in stand hielden, mocht hij ooit komen te overlijden. Niemand echter – buiten misschien hijzelf – had gedacht dat dit zo snel zou gebeuren....

Ik had terug kunnen gaan naar Duitsland, maar besloot nog een tijdje in Japan te blijven, om enkele ideeën die ik had, te verwerkelijken. Het was mijn wens om een zengroep ergens in de stad te beginnen teneinde de gewone Japanner de mogelijkheid te bieden in aanraking te komen met de spirituele traditie van zijn eigen land. De Japanse beschaving is sterk verwesterd en de meesten Japanners kennen nog niet eens het schriftteken voor Zazen, de zitmeditatie van zen, en er zijn slechts enkele, ver afgelegen priesterseminaries waar men de gelegenheid geboden krijgt aan de oefening van zenmonniken deel te nemen.

Voor mezelf hield dat in dat ik een schuld wilde vereffenen. Ik wilde alles wat ik geleerd had, op z’n minst aan één Japanner doorgeven. Zo sloeg ik letterlijk mijn tent op in het kasteelpark dat in het centrum lag van de miljoenenstad Osaka. Daar leefde ik temidden van honderden daklozen die hun dekzeilen tussen de bomen gespannen hadden. ‘S ochtends mediteerde ik twee uur lang met eenieder die erbij wilde zijn en overdag bedelde ik en vertaalde Zenboeken naar het Duits.

In het park had ik mijn thuis gevonden en ineens kreeg ik een oproep op mijn mobiele telefoon dat ik terug moest naar Antaiji daar mijn meester dodelijk verongelukt was tijdens het sneeuwruimen. Vandaag ben ik verantwoordelijk voor vijftig hectare land die bij het klooster horen en staat de deur open voor eenieder die hier samen met ons de weg van Zen wil bewandelen. Dat deze weg de enige weg naar geluk is, wil ik niet beweren. Of het überhaupt een weg naar geluk is en niet veeleer een loslaten, zich openen en verantwoording nemen voor het leven zoals het zich aan ons voordoet, daarover heb ik in dit boek geschreven.

Vragen en antwoorden m.b.t. dit boek, de praktijk van zazen en het leven van de abt kunt u hier lezen.

Wie nog verder in het boek wil neuzen, kan dat hier doen. Echter dit zijn slechts een beperkt aantal pagina’s, sorry.

Begrijp je niet, dat je vrede zult hebben, zodra je ophoudt ervoor te vechten?
(Uit de Zen-en Shingi, een Chinese verzameling kloosterregels uit de 12e eeuw)

Je zoekt naar geluk en vrede? Maak je eerst eens echt zorgen!
(Sawaki Kodo Roshi, Japanse zenmeester en de vijfde abt van Antaiji, 1880-1965)


Switch to Japanese Switch to German Switch to Spanish Switch to French Switch to English Switch to Italian Switch to Polish Switch to Russian